Skip to main content

Rie en Robert in gesprek over
hun liefde voor de zorg

REDMAR SMIT – Vanaf het eerste moment dat Rie Boeije (88) en Robert Stuut (27) met elkaar in gesprek gaan, is er herkenning. Ruim zestig jaar leeftijdsverschil verdwijnt als ze elkaar vinden in de liefde voor de zorg. ‘Het is niet altijd makkelijk, maar het vak geeft veel voldoening.’

In 1953 begint Rie als 17-jarige in de zorg te werken. ‘Een beetje jong, maar ik vond het heerlijk. Ik wilde altijd al verpleegster worden. Als kind liep ik rond met een theedoek op mijn hoofd en speelde ik zustertje. Ik had drie oudere broers. Als die ruzie hadden en een van hen zich had bezeerd, kwam ik met het verband. Het zat er van jongs af aan gewoon al in.’

Meer leren
Rie’s carrière begon in het zee-hospitium Sonneveld bij Domburg, waar ze kinderen met tbc verzorgde. ‘Na een jaar dacht ik: ik wil verder komen en meer leren. Ik kwam in het Diaconessenhuis in Eindhoven te werken. Ik heb er met veel plezier gewerkt en een mooie opleiding gevolgd. Uiteindelijk heb ik 15 jaar in de zorg gewerkt. Ik heb mijn A-diploma (algemene verpleegkundige) met kraamaantekening gehaald. Toen ik hoofd werd, ging ik de stafopleiding doen. Daarna was ik nog twee jaar hoofd van de verpleegstersopleiding. Toen ik trouwde, stopte ik met werken.’

Lang contact
Zorgen zit ook in Roberts bloed. ‘Toen ik klein was, wilde ik altijd helpen als iemand zich bezeerd had. Mijn droom was de ambulance, maar ik koos toch voor de verpleging. In 2019 startte ik als verpleegkundige in Rotterdam. Later kwam ik in een verpleeghuis van Cedrah te werken en volgde ik een hboopleiding. Ik werkte 5 maanden op de afdeling toen er een vacature kwam voor kwaliteitsverpleegkundige. Die baan kreeg ik. Ik ben verantwoordelijk voor de kwaliteit van de zorg. Dat is veelomvattend. Daarnaast sta ik ook nog aan het bed. Het werk in het verpleeghuis ben ik echt gaan waarderen. Het langere contact dat je met de bewoners hebt, vind ik waardevol. Je krijgt de kans om een band op te bouwen. Dat vind ik mooi.’ ‘Dat herken ik’, zegt Rie. ‘Vroeger lagen de mensen langer in het ziekenhuis, waardoor je ook een band kon opbouwen. Dat zou ik missen als ik nu in het ziekenhuis zou werken. Vroeger duurde de opname van bijvoorbeeld een blindedarmoperatie gerust 2 weken. Nu is het een dagbehandeling. Er wordt nu meer dan toen een beroep gedaan op het netwerk van de patiënt. Jouw werk is anders dan in het ziekenhuis. Je hebt de mensen veel langer, waardoor je meer betrokken kunt zijn. Dat is prachtig!’ Robert: ‘Tegelijk zijn de mensen hier ook relatief kort. De overheid wil dat we zo lang mogelijk thuis blijven wonen, dus cliënten komen hier vaak pas in de laatste levensfase binnen.’ Rie: ‘Ja, er is veel verandert in de zorg. Niet alleen op dit vlak, maar ook wat betreft de digitalisering. Ik zou zo weer voor de zorg kiezen, maar als ik zie wat jij nu allemaal kunt en hebt geleerd … Dat kan ik niet. Maar het zorgen wel, hoor!’

‘Vroeger was het christelijke aspect in de zorg veel meer aanwezig.’

– Rie Boeije

Naastenliefde
Op de vraag wat nu het mooiste is aan werken in de zorg, hoeven Rie en Robert niet lang na te denken. Rie: ‘Dat je er kunt zijn op een moment dat het leven voor iemand moeilijk is. Wanneer ze pijn hebben en angst voor wat er komt. Wanneer ze familie moeten achterlaten. Niet eens altijd met woorden, maar er gewoon “zijn” is vaak al voldoende. Dat heb ik van huis uit meegekregen. Ik leerde van mijn ouders om naar mijn naasten om te zien. We waren niet rijk, maar we hadden een grote groentetuin. Ik heb heel wat rondgebracht bij zieken of ouderen. Dat heeft de liefde voor de zorg aangewakkerd. Al die jaren in de zorg heb ik me met hart en ziel ingezet. Het werk gaf me veel vreugde.’ ‘Die naastenliefde inderdaad’, beaamt Robert. Als een bewoner dan tegen je zegt: “Bedankt dat je er voor mij wilde zijn, bedankt dat je voor me zorgt …” Daar doe ik het voor. Dat is het mooiste aan werken in de zorg. De technische kant vind ik ook leuk, maar er gaat niets boven het persoonlijke.’

Christen zijn
Die naastenliefde komt voort uit een christelijke levensovertuiging. Rie en Robert hechten daar veel waarde aan. ‘Dat is ook een van de redenen waarom ik koos voor een christelijke zorginstelling’, legt Robert uit. ‘In een fase van ziekte of sterven mag ik geregeld een stuk uit de Bijbel lezen, met de cliënt bidden en erover praten. Het is bijzonder dat je iemand in die moeilijke situaties ook geestelijk kunt ondersteunen. Prachtig als ik zie dat mensen te midden van hun strijd weer opleven en hoop krijgen. Dat is de meerwaarde van christelijke zorg. Dat miste ik in de reguliere zorg.’ ‘Vroeger was het christelijke aspect in de zorg veel meer aanwezig’, zegt Rie. ‘We kregen de opdracht om iedere ochtend op zaal de Bijbel te lezen. Daar moet je nu niet meer mee aankomen. Ik zag dat de maatschappij veranderde en er steeds minder ruimte kwam om je geloof uit te dragen. Er was weinig begrip meer. Daar heb ik het moeilijk mee gehad. Dan is het zaak dat je met je houding laat zien dat je christen bent. Daarbij wil ik wel opmerken dat een christelijke verpleger niet beter is dan een onchristelijke. Want die houding zag ik ook bij mijn ongelovige collega’s. Het werk zelf heeft me ook gesterkt in mijn geloof. Ik weet nog dat ik een fles bloed moest brengen. Toen de familie het bloed zag, kreeg ze weer hoop. Bloed betekende voor hen leven. Toen ervoer ik sterk wat het bloed van Jezus betekent. Daar mogen wij ook naar uitkijken. Dat geeft ons hoop en leven! Dat is me altijd bijgebleven.’

Gebrokenheid
Naast dat het mooi werk is, is het zorgvak er ook eentje van de harde realiteit. ‘Het is lang niet altijd makkelijk’, vertelt Robert. ‘Dagelijks is er de confrontatie met de gebrokenheid van het leven. Je komt echt aandoenlijke situaties tegen. Echtparen die samen komen, maar uiteindelijk gescheiden worden. Iemand die terminaal ligt en geen familie meer heeft. De eenzaamheid is soms groot.’ Rie: ‘Ja, soms was het echt moeilijk als je het leed zag en de verhalen hoorde. Toen ik net 18 was, moest ik voor het eerst een overledene afleggen. Dat is wat, hoor. Zijn vrouw kwam achter me aan en zei: “We hebben iedere avond al afscheid genomen. We wisten: als we elkaar hier beneden niet meer zien, dan ontmoeten we elkaar straks boven.” Dat heeft me op dat moment kracht gegeven om door te zetten.’ Robert: ‘Ik herken het. De eerste keer afleggen is heel confronterend. Ik was denk ik een jaar of 19. Dat blijft je altijd bij en moet je ook verwerken.’

‘Het is bijzonder dat je iemand ook geestelijk kunt ondersteunen.’

– Robert Stuut

Stoppen
Beide verpleegkundigen hebben ook momenten ervaren in hun loopbaan waarin ze twijfelden of ze dit werk wel moesten blijven doen. Rie: ‘Ik heb ergens gewerkt waar het werktempo zo hoog lag, dat niemand het eigenlijk kon bijbenen. De sfeer was akelig en ’s nachts droomde ik dat ik fouten had gemaakt. Veel personeelsleden namen ontslag, maar ik wilde de patiënten niet in de steek laten. Ik ben een jaar gebleven. Daarna had ik een maand nodig om weer een beetje mens te worden. In het ziekenhuis waar ik daarna kwam te werken, ontdekte ik dat ik het vak nog wel leuk vond en dat ik het kon! Robert, ik zou tegen jou – en anderen – willen zeggen: als je dit meemaakt, stop er dan mee of maak het bespreekbaar. Het is heel jammer als iemand die echt geschikt is voor dit vak moet afhaken. En als je leiding geeft: weet dat je als hoofd de sfeer bepaalt op de afdeling. Zorg goed voor je personeel.’ Robert: ‘Ik vond de coronaperiode zwaar. Ik was toen coördinator van het volledige verpleeghuis en verantwoordelijk voor het regelen van de coronazorg. Altijd weer die stress of iemand wel of niet besmet is. De maatregelen veranderden steeds en er was vaak risico-overleg. Dat heeft op iedereen een wissel getrokken. Toen dacht ik: misschien moet ik wat anders gaan doen. We hebben ons er gelukkig doorheen gesleept. Gelukkig ben ik nu weer helemaal gemotiveerd.’

Realistisch
Rie en Robert mochten en mogen aan vele mensen zorg verlenen. Er waren mooie en moeilijke momenten. Hoe heeft het werk hen gevormd? Robert: ‘Je maakt zoveel mee. Mijn blik op de wereld is daardoor wel veranderd. Ik sta realistischer in het leven en ben serieuzer geworden. Ik zie dat het leven eindig is. Als ik de beperkingen van de ander zie, besef ik me hoe kostbaar onze gezondheid en ons leven is. Het maakt me dankbaar voor de zegeningen die ik elke dag weer ontvang. Daarnaast heeft dit werk me begripvoller gemaakt naar mensen die ziek of beperkt zijn. Ik heb meer inlevingsvermogen gekregen.’ ‘Daar sluit ik me helemaal bij aan’, beaamt Rie. ‘Ik hoor mensen zo vaak zeggen: “Ik ga dit doen, we gaan dat doen.” Dan denk ik: Deo volente. Dat heb ik ook moeten leren. Je ziet dat niets vanzelfsprekend is. Daarom heeft dit werk me leren bidden om Gods zegen en om in afhankelijkheid van Hem te leven. Maar ook om tot zegen voor anderen te zijn en te leren zien wanneer de ander je nodig heeft. Het geloof gaf mij vreugde om dit werk te doen, omdat ik wist dat Hij erbij was.’

100 jaar christelijke zorg!

Het is een bijzonder jaar voor ons. We bestaan 100 jaar. Onze geschiedenis gaat terug naar Katwijk waar onze wortels liggen. We nemen u in vogelvlucht mee door de tijd.

Na de Eerste Wereldoorlog werd er in 1922 flink bezuinigd. Mensen moesten zelf de ziekenhuisverpleging betalen. Die was voor veel mensen onbetaalbaar. De leden van de Christelijke Besturenbond Katwijk zagen dit probleem. Ze wilde een helpende hand bieden. Samen met drie andere christelijke organisaties werd een vereniging voor ziekenhuisverpleging opgericht. In 1923 kon men lid worden van De Verpleging, wat zou uitgroeien tot een landelijke, christelijke zorgverzekeraar.

Leden kregen de verpleegprijs vergoed in het ziekenhuis van Leiden. De vergoeding was fl. 2,50 per dag, tot 10 weken lang. De contributie van de verzekerden vanaf 16 jaar bedroeg 5 cent per lid per week. In 1925 was er een positief saldo en werd besloten een tweedehandse ziekenauto te kopen. Het vervoer was voor leden gratis. In de jaren 30 telde de vereniging meer dan 15.000 leden. De naam De Verpleging werd afgekort tot DVZ, wat staat voor dienend, verantwoord en zorgzaam.

In 1984 werd de Wet afbreking zwangerschappen van kracht. Dat leven beëindigd mocht worden, gaf bij veel mensen verdriet en pijn. Dat leidde twee jaar later tot de oprichting van Pro Life Zorgverzekeringen, onderdeel van Agis Zorgverzekeringen, wat later onderdeel werd van Zilveren Kruis. Een nieuwe naam, maar dezelfde christelijke levensovertuiging. In 1997 sloot ook DVZ zich aan bij Zilveren Kruis. Voorwaarde was dat de christelijke grondslag in de zorgverzekering bleef doorklinken.

Beide christelijke zorgverzekeraars groeiden hard, maar waren te klein om zelfstandig te blijven bestaan. In 2012 gingen DVZ en Pro Life daarom samen verder als apart onderdeel van Zilveren Kruis. Er werd gekozen om de naam Pro Life Zorgverzekeringen aan te houden. Tot op de dag van vandaag werken we vanuit dezelfde christelijke levensovertuiging. De wereld, de zorg en ook onze rol zijn in de afgelopen 100 jaar veranderd. De basis waarop wij bouwen niet: ons geloof in God, Die leven geeft en liefheeft. Voor die christelijke zorg lopen we elke dag de extra mijl.

Dit artikel is onderdeel van het zorgmagazine Liv. Meer weten?
Vraag hier het magazine gratis aan.